Het verhaaltje over de nieuwe Cadillac CTS in Autovisie maakt me een beetje verdrietig. Hoe goed testpiloot Peter Hilhorst ook zijn best doet om de CTS een goed ding te vinden, het is het toch weer net niet, of misschien zelfs: bij lange na niet. Wanneer gaan ze daar in de VS eens achter komen?
Zo zie je maar wat meer dan veertig jaar opportunistische roofbouw met Cadillac heeft gedaan. Dit was ooit de absolute top van wat er in de wereld aan auto’s te koop was, en nu stuurt General Motors de Cadillac CTS naar Europa in de hoop een handjevol mensen zover te krijgen dat ze er een Mercedes of een BMW van gelijkaardige proporties voor laten staan. Werkelijk niets aan de CTS is beter dan aan een E-Klasse of een 5-serie, vaker is het zelfs minder goed. Om ons niet al te zeer tegen het zere CO2-been te schoppen kun je hem alleen met een viercilinder turbomotor krijgen. Ik vraag me af of die paar Amerikanofielen die er hoe dan ook een zouden kopen daar wel op zitten te wachten.
Een persberichtje in een hoekje van de General Motors-perssite bejubelt Cadillacs ambities op de Europese markt. Ik ga niet eens meer in op de plannen, want wat erin staat kan een kind verzinnen, alle goede bedoelingen ten spijt. Het is een beetje hetzelfde als wat Kroymans tien jaar geleden met Cadillac ondernam, maar dan zonder de branie. Het eindresultaat (nog geen duizend auto’s per jaar in heel Europa) zal waarschijnlijk ook hetzelfde zijn. En daar zijn dan de Corvettes en Camaro’s bij inbegrepen, die straks via de Cadillac-dealers worden aangeboden nu Chevrolet zelf in ons werelddeel de plaat poetst. Wat een moeite voor niks. Zelfs in landen waar de nieuwprijs niet verdrievoudigd is door CO2-heffingen, zoals Duitsland, is de verkoop kruimelwerk.
Waar is het misgegaan? Ik kreeg ooit de sleutels toegeworpen van een CTS 3.6 V6 van het toen nieuwe model 2009. In mijn stagetijd bij Autovisie heb ik ook wel eens plaatsgenomen achter het stuur van de toenmalige SRX. Ik heb tweemaal in een Escalade gereden, maar die laat ik even buiten beschouwing. Het punt is dit: van het rijden in de CTS had ik helemaal geen verwachtingen. Er was duidelijk een poging gedaan om er een soort BMW van te maken, en een niet heel verkeerde poging als ik even graaf in mijn geheugen. Het stuurde namelijk best goed en die motor in de CTS deed prima werk (met een mooie soundtrack als bonus). Maar toch klopte er iets niet. Ik zou namelijk niet weten waarom een Cadillac scherp zou moeten sturen, of zijn kunnen zou moeten bewijzen op de Nürburgring. Wat ik wel zou verwachten van een Cadillac is dat je omgeven wordt door het beste en mooiste wat er te krijgen is. En dat was in de CTS zeker niet zo: in grote lijnen zat ik tegen een dashboard aan te kijken dat ook heel goed in een Chevrolet Cruze had gepast. Met andere woorden: Cadillac zoekt de verkeerde kopers.
Neem nu de XTS (die Cadillac wijselijk in de States laat). Die wordt gekocht door mensen die hun pensioen in Florida uitgeven. Die zijn gemiddeld 137 jaar oud en rijden een Toyota Avalon, een Hyundai Azera, een Buick Lacrosse of Lucerne. Ongetwijfeld prima cliëntèle, maar niet voor Cadillac.
Hetzelfde geldt, maar dan op iets ander niveau, voor de nieuwe ATS. Blijkbaar moet dat een soort alternatief voor een BMW 3-serie worden, in elk geval in de States. En het is precies dat: het alternatief, niet de maatstaf. En omdat het allemaal zonodig sportief moet, is een handbak standaard. Schakelen in een Cadillac, wat een waanzin. Zodra de eerste generatie Hydramatic-automaten beschikbaar kwam voor serieproductie, net voor de Tweede Wereldoorlog, was Cadillac er als de kippen bij om die te leveren. Want het Cadillac van toen bouwde de beste auto’s ter wereld, en in de beste auto ter wereld schakel je niet zelf.
Het Cadillac van nu probeert die status te gebruiken om kortzichtig marge te pakken op niet eens zo heel bijzondere auto’s. En dat doet het helaas al meer dan veertig jaar. Draai zo’n lange periode van roofbouw op je eigen goede naam maar eens terug. Not a hope in hell. Maar dat weten ze bij General Motors ook wel.